donderdag, november 22, 2007

22 11 07 | Interview op BNR

Voor wie nóg meer wil weten over het boek 'Maastricht, waarheen' kan op de website van BNR Nieuwsradio naar een interview luisteren dat ik afgelopen maandag had in de BNR-radiostudio in Amsterdam. Het programma 'Luchtkastelen' is als volgt nog te beluisteren: surf naar www.bnr.nl, stel aan de linkerkant van de website de datum in op 19.11 en als tijdstip kies je 20.04 uur, druk vervolgens op start. In een nieuw schermpje is het fragment dan te horen. Het zal er, schat ik, niet langer dan vier weken opstaan. Haast is dus geboden!

donderdag, november 15, 2007

15 11 07 | Persbericht!

Nieuw boek over Maastricht en zijn toekomst: 'Maastricht, waarheen? momentopname van een metamorfose' van Branko Eijssen met foto’s van Frits Widdershoven.

Maastricht is in beweging, en hoe! Er wordt gepland, gebouwd en gewerkt. Het beeld van de stad verandert vrijwel dagelijks. Branko Eijssen volgde een jaar lang de ontwikkelingen op de voet en schreef dit eigenzinnig relaas van Maastricht aan de vooravond van de grote metamorfose. Hij interviewde een aantal kopstukken in de discussies, zoals Jo Coenen en Guus Beumer. 'Maastricht, waarheen?' is een gemakkelijk leesbaar, overzichtelijk en positief kritisch boek, dat een inhoudelijke bijdrage wil leveren aan de kijk op Maastricht.

Branko Eijssen (Jakarta, 1977) woont in Maastricht en is werkzaam als journalist bij Dagblad De Limburger/Limburgs Dagblad. Hij werkte van augustus 2003 tot en met juni 2007 op de stadsredactie in Maastricht. Bij Uitgeverij TIC verscheen eerder van Branko Eijssen het samen met Marcel Abrahams geschreven boek 'Bronsgroen debuut in Oranje'.

Titel: Maastricht, waarheen? Ondertitel: momentopname van een metamorfose. Auteur: Branko Eijssen. Foto’s: Frits Widdershoven. ISBN: 978-90-78407-23-2. Prijs: 14,90 euro.

Wilt u meer weten over het boek of de auteur, neem dan contact op met Uitgeverij TIC 043-3262414 of kijk op http://www.uitgeverijtic.nl/

vrijdag, november 02, 2007

02 11 07 | Maastricht, waarheen?

Binnenkort verschijnt bij uitgeverij TIC het boek 'Maastricht, waarheen? Momentopname van een metamorfose', met daarin ook verhalen die het afgelopen jaar op dit weblog zijn verschenen. De boekpresentatie is op zaterdag 17 november in boekhandel Selexyz, Dominicanenkerk. Meer informatie: www.uitgeverijtic.nl.

dinsdag, september 11, 2007

11 09 07 | Zesjes-cultuur

Het is de week van de zesjes-cultuur. Het debat, aangezwengeld door Jan Peter Balkenende, krijgt volop ruimte in de media. Als we de premier moeten geloven gaat het hier om een nieuwe Hollandse ziekte. Nederland als luie en verwende natie, waar jongeren niet hard genoeg leren en we met z’n allen in ons werk onvoldoende passie tonen om het land vooruit te helpen.

Het is niet interessant om aan Afaina de Jong te vragen of ze de mening van Balkenende deelt. De 30-jarige Amsterdamse straalt uit dat ze weigert plaats te nemen in het grote peloton behept met die verguisde zesjes-mentaliteit. Deze architecte moet je vooral vragen welke ideeën zij heeft om Nederland vooruit te helpen. De stad en zijn bewoners vormt daarbij de ultieme inspiratiebron, want mensen maken de stad. Hierover meer in het boek.

Meer informatie: www.afarai.com

zaterdag, augustus 25, 2007

25 08 07 | Erbij zijn

De toekomst van Maastricht. Mooi onderwerp voor Jo Coenen. Hét onderwerp voor Jo Coenen. Ooit definieerde de Heerlense architect en stedenbouwkundige in een interview een van zijn belangrijkste drijfveren als volgt: “Erbij zijn waar de stad van de toekomst, en dus de samenleving van de toekomst, wordt ontworpen.” Anno 2007 werkt hij nog steeds vol overgave mee aan het boetseren van Maastricht, om de stad klaar te stomen voor wat komen gaat. Een interview met de voormalige rijksbouwmeester verschijnt ook in het boek.

zondag, juni 10, 2007

10 06 07 | Werk aan de wijk

“De Limburgse hoofdstad is een compacte stad met een rijke geschiedenis. Veel van de belangrijkste bezienswaardigheden liggen in of vlak bij het centrum op de linkeroever van de Maas. De meeste toeristen komen naar Maastricht voor zijn historische binnenstad en monumentale kerken, waarvan de Sint Servaas en de Onze Lieve Vrouwekerk de bekendste zijn. Ook interessant zijn het Natuurhistorisch Museum en het Spaans Gouvernement. Daarnaast vormt de middeleeuwse omwalling een belangrijke attractie. Aan de oeverkant van de rivier liggen het Bonnefantenmuseum en de wijk Céramique.”

Het is een letterlijke tekst uit ‘Maastricht & Zuid-Limburg’ van Capitool Reisgidsen. Natuurlijk is de passage ronkend, dat hoort nu eenmaal in zo’n boekje, en natuurlijk lezen we wat we al wisten: Maastricht is vooral het historische centrum en verder – op Céramique, Wyck en de Sint Pietersberg misschien na – niets.

Geen woord over Randwyck, Pottenberg of Wolder. Logisch, die wijken hebben de bezoekers nu eenmaal weinig te bieden en is dus reclametechnisch weinig interessant. Ze zullen op de toeristische barometer ook in de toekomst niet hoog scoren, maar tegelijkertijd doemt daar een dilemma op. Maastricht dient haar buitenwijken de komende jaren zodanig te revitaliseren dat deze buurten op z’n minst de allure ademen die hoort bij het ‘product Maastricht’ en ervoor zorgen dat Maastricht aantrekkelijk blijft voor bewoners en mensen die er willen wonen.

In de nota ‘Een Sociale Visie op de stad Maastricht 2003-2015’ staat onder meer: “Belangstelling voor stedelijk wonen en wonen in het groen aan de stadsrand groeit. Hierop inspelen biedt kansen voor het vasthouden en het aantrekken van de voor de sociale en economische structuur van de stad zo belangrijke middenklasse met jonge gezinnen. Groei van deze groep geeft meer draagvlak voor: voorzieningen, werkgelegenheid etc.”

Maar hoe doe je dat? Vooropgesteld, Maastricht is vergeleken met steden als Amsterdam, Rotterdam en Den Haag natuurlijk geen ‘probleemstad’. Noordoost Maastricht is weliswaar door PvdA-minister Ella Vogelaar van Wonen, Wijken en Integratie aangeduid als een van de veertig probleemwijken, maar de problematiek in Nazareth, Wittevrouwenveld, Wyckerpoort of Limmel – de vier buurten die samen ‘Noordoost’ vormen - is van een totaal andere orde dan die in, bijvoorbeeld, de Amsterdamse Bijlmer of Kanaaleiland in Utrecht.

In het rapport ‘Zelfanalyse Grotestedenbeleid 2001’ concludeert de gemeente zelf dat Maastricht over het algemeen een goede woonstad is en dat ook wil blijven. “Wel staan leefbaarheid en veiligheid onder druk, met name in bepaalde buurten en komt de bestaande woningvoorraad niet in voldoende mate overeen met de wensen van de inwoners. Daarnaast is het van belang in te spelen op de groeiende kwaliteitsvraag. De nadruk ligt hierbij op uitbreiding van typische stedelijke woonmilieus met een sterke inmenging van wonen, werken en stedelijke voorzieningen in en aangrenzend aan het huidige stadscentrum en groene woonmilieus aan de rand van de stad.”

Zijn herstructurering – bestaande woongebieden aanpakken – of slopen en nieuwbouw dan de oplossingen? Vaak wel. Niet alleen in Maastricht, het is een landelijke trend. Maar volgens cultureel econoom Arjo Klamer, hoogleraar economie van kunst en cultuur aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, schuilt daarin ook een gevaar.

In een interview met het Financieele Dagblad zei hij vorig jaar: “Wat wij hard noemen, zijn niet de stenen en het economische, maar de ideeën en mentaliteiten. We moeten een nieuwe balans vinden tussen de snelle veranderingen in de economie en de behoefte aan symbolische waarde. Na jarenlang gefocust te zijn op het commerciële, is het nu zaak om meer oog te hebben op de inhoud.”

Klamer betoogt dat steden wel gebouwen kunnen neerzetten, maar die dan ook “moeten vullen met ideeën”. Wat wil je met een gebouw, wat gebeurt er, hoe worden mensen erdoor geïnspireerd? Dat noemt Klamer niet het vaak gebezigde ‘de creatieve stad’, nee hij heeft het over het ‘culturele kapitaal’ of ‘het inspirerende vermogen van de stad’.

Jaarlijks stoppen gemeente Maastricht en corporaties miljoenen in een zogenaamd leefbaarheidsfonds. Hieruit worden activiteiten voor het verbeteren van de leefbaarheid in buurten bekostigd. Denk aan communicatie, veiligheid, kunst in de wijk, buurtbudgetten en bijzondere buurtprojecten. De resultaten zijn helaas niet altijd direct zichtbaar.

Hoe moeilijk het is om ideeën om te zetten in alledaagse succesvolle praktijk weten eerstejaarsstudenten van de Academie Beeldende Kunsten Maastricht sinds kort ook. Zij volgden, ter afsluiting van de propedeusefase, in mei en juni een project waarin ze op zoeken gingen naar ‘de ideale stad’. Het is de bedoeling dat ze een levendige en geëngageerde bijdrage leveren aan de toekomst van de stad. Het centrum van Maastricht was verboden terrein, hun onderzoek concentreerde zich op de buitenwijken.

De aankomende kunstenaars en ontwerpers doolden door de buurten van Maastricht, op zoek naar inspiratie die ze kunnen gebruiken om die buitenwijken – voor zover dat nodig is – leven in te blazen door middel van bijvoorbeeld kunst, cultuur en architectuur. Projectleider Erik de Jong toonde zich tijdens een bijeenkomst, een paar weken voor het verstrijken van de deadline, wel een beetje teleurgesteld over de eerste oogst. Meer dan kreten als een wisselend kunstwerk of een kunstwand met foto’s van de favoriete plekjes van wijkbewoners kwamen de kunststudenten nog niet.

En als zij – toch ook een beetje het culturele kapitaal van Maastricht - het al niet weten…? Maar misschien, zegt Arjo Klamer, is het ook niet altijd nodig. Niet dat Maastricht het van plan was, maar hij pleit ervoor niet alle belangrijke economische functies naar de buitenwijken te verplaatsen. Dan krijg je in zijn visie een allesbehalve leefbare stad.

“Een stad mag best iets unheimisch hebben”, zegt Klamer in het Financieele Dagblad. “Gevaarlijke buurten, lugubere cafés, plekken waar gehandeld wordt of tippelzones. Iedere grote, goede stad heeft dat. Ik zou het niet kunnen organiseren, maar zou je dat allemaal elimineren, dan haal je, gek genoeg, de ziel van een stad eruit. Die schaduwzijde moet er ook zijn. Het gaat dus om veelzijdigheid.”

woensdag, mei 16, 2007

16 05 07 | Drieluik

Luxemburg is het, Essen wordt het en Maastricht wil het. Luxemburg was cultuurhoofdstad van Europa in 1995 en is het dit jaar weer, Essen draagt deze titel in 2010 samen met het Turkse Istanbul en het Hongaarse Pécs, en Maastricht wil in 2018 Europa en de wereld dolgraag laten zien wat het op cultureel gebied waard is. Een drieluik.

dinsdag, april 24, 2007

24 04 07 | Creatief

Laatst kwam het weer ergens voorbij. Ik had het eigenlijk al een tijdje niet meer gehoord. Het ontsnapte uit de mond van de vrouw die was belast met de presentatie van de tweede aflevering van de Lange Nacht van de Creativiteit in het Centre Céramique. Ze vroeg zich hardop af: “Hoe is het toch met de creatieve industrie?” Goede vraag. Hoe is in Maastricht eigenlijk met het begrip dat de afgelopen vijf jaar heel wat wethouders en beleidsmakers heeft betoverd, of moeten we zeggen geïnspireerd?

Met dank aan de Amerikaanse econoom Richard Florida. Zijn boek ‘The Rise of the Creative Class’ uit 2002 wordt door velen als een soort bijbel gezien, met daarin het antwoord op de vraag hoe een stad economische groei kan bewerkstelligen. In het kort komt het hier op neer: creativiteit is de nieuwe motor achter de economie. Populair geformuleerd: creativiteit is de sleutel tot succes, het kapitaal van de toekomst. In steden als Glasgow, Manchester, Rotterdam, Berlijn en Barcelona heeft het ‘creatieve wonder’ zich al voltrokken.

Toen de binnenstad van Maastricht in november 2006 door opinieweekblad Elsevier werd uitgeroepen tot de economisch sterkste (de beste mix van horeca, winkels, cultuur en zakelijke diensten) van Nederland, voor Den Bosch en Roermond, benadrukte wethouder Jean Jacobs nog maar eens dat creatieve industrie “het toverwoord is” en blijft. Ook al is het aandeel in de werkgelegenheid nauwelijks meer dan 2 procent, zo bleek uit onderzoek van TNO.

Toch blijft creatieve industrie een aantrekkelijk speeltje voor de mensen die in steden aan de touwtjes trekken. Het invloedrijke betoog van Florida gedijt overal in de wereld, dus ook in Nederland. Zelfs de koningin refereerde er enkele jaren geleden aan in haar troonrede. De ministerraad besloot in februari 2006 17 miljoen euro uit te trekken voor de creatieve industrie. Provincies spreken hoopvolle verwachtingen uit in trendrapportages en de Limburgse steden kunnen en willen niet achterblijven.

Venlo heeft cultuurwijk Q4, Roermond en Weert doen ook verwoede pogingen op creatief gebied en in Zuid-Limburg hebben Sittard-Geleen, de Parkstad en Maastricht afgesproken zich als ‘Tripolis’ in te spannen om de creatieve industrie tot een succes te maken.

Het gedachtegoed van Florida is in de loop der jaren gecultiveerd. Zijn theorie is als volgt: nu het tijdperk van diensten en industrie voorbij zijn, draait alles om kennis en technologie. Steden moeten inzetten op creatief talent. Tot die ‘creatieve klasse’ rekent Florida niet alleen ontwerpers, musici, schrijvers, architecten en kunstenaars, maar ook wetenschappers, ondernemers, ingenieurs ict-ers en andere technici.

Zij kunnen voor nieuwe economische impulsen zorgen, omdat zij volgens Florida niet de woonplaats selecteren op de banen die er zijn. Het werkt andersom: de bedrijven met hun banen vestigen zich waar het creatieve talent zit. Een slimme stad zorgt er dus voor dat het aantrekkelijk is voor deze groep, veelal jonge mensen. Zij komen af op het leefklimaat.

Natuurlijk is deze categorie personen niet nieuw. Creatievelingen zijn er altijd al geweest. Maar de creative class van Florida maakt, zo schrijft hij in zijn boek, in veel Westerse landen tegenwoordig 30 procent of meer van de beroepsbevolking uit. De creatieve klasse is in Amerika inmiddels groter dan de traditionele working class, werknemers in bijvoorbeeld de fabriek en transportindustrie.

Deze groep zorgt voor het veranderen van traditionele samenlevingspatronen. Zij kijkt op een andere manier tegen werk en vrije tijd aan. Creativiteit laat zich moeilijk inroosteren. Florida concludeert dat stress en burn-outs typerend zijn voor deze klasse. Toch hebben zij een hoge economische toegevoegde waarde voor de maatschappij. Dit kan, bijvoorbeeld, door het bedenken van nieuwe software, maar ook door het ontwerpen van een trendy modemerk of het zorgen voor een miljoenensucces van een band met een hitsingle.

Creatieve steden beschikken in de theorie van Florida over de drie T’s die de ingrediënten vormen voor economische groei: Talent, Tolerantie en Technologie. Een stad moet bijvoorbeeld investeren in high-tech industrie, een goede universiteit en een open klimaat voor nieuwkomers. Etnische diversiteit, beweert Florida, heeft een gunstig effect op de creativiteit. Net als een relatief groot aantal homoseksuele paren. Zie de T van Tolerantie: Florida’s Gay Index als indicator van creativiteit is wereldberoemd.

Maar een bloeiend cultureel en creatief klimaat laat zich niet van bovenaf opleggen. Op zoek naar een alternatief voor de langzaam maar zeker verdwijnende maakindustrie kijken overheden en andere instellingen naar de creatieve ondernemers. Steden als Maastricht worstelen met de vraag hoe de creatieve klasse en daarmee de creatieve industrie naar hen toe kan worden getrokken. Er zijn al vele onderzoeken gedaan, in de hoop enige antwoorden te vinden.

Feit is dat de creatieve industrie een ongrijpbaar fenomeen blijft. Een veelgehoord kritiekpunt op het boek van Florida is dat hij nagenoeg alle hoogopgeleiden tot de creatieve klasse rekent. Maar op welke manier ze precies bijdragen aan de stedelijke cultuur blijft vaag.

Er wordt veel over gepraat, er wordt in geïnvesteerd. Maar wat levert het op. De vraag is dan ook: waar zijn de creatieve spelers in Maastricht? Hoe (on) zichtbaar zijn ze. Wat doen ze? Waar? Wat levert het de stad eigenlijk op?

woensdag, maart 21, 2007

21 03 07 | Shitty marketing

Carnaval is alweer een maand voorbij, maar één ding is bij velen toch blijven hangen: shitty marketing. Juist ja, de cynische, humoristische maar bovenal in al zijn eenvoud dodelijk effectieve variant op citymarketing, waarmee Tempeleer Jan Janssen tijdens de sleuteloverdracht op 17 februari in het stadhuis dat zo veel gepredikte begrip vakkundig naar de prullenmand verwees.

Tot verdriet van de mensen die dit beleid achter de schermen professioneel vorm en richting proberen te geven. Ook al konden ze misschien in eerste instantie nog lachen om de carnavalsspeech van ‘oppertoeker’ Janssen, de gevolgen zijn funest. Niemand in de stad spreekt nog over citymarketing, maar over het met een negatieve connotatie gepaard gaande shitty marketing.

Maar laten we eerlijk zijn. Janssen heeft niks misdaan. Had hij soms ongelijk dat hij Leers en de zijnen verweet dat de tiende boog (de onderdoorgang van de Servaasbrug die in oude glorie wordt hersteld om een wandelpromenade mogelijk te maken) een regelrechte aanfluiting is omdat toeristen en Maastrichtenaren al ruim twee jaar kampen met de gevolgen van een opgebroken brug?

Nee, zeker niet, want een slechtere reclame bestaat bijna niet. Die vreselijk lelijke houten noodbrug is het tegenovergestelde van alles wat citymarketing betoogt te zijn. Terecht vroeg zich Janssen zich dus met een knipoog af wat precies het effect is van dat beleid. Een vraag die je zo langzamerhand serieus moet opwerpen.

Met trillende knieën zitten de citymarketeers achter de schrijftafel. Alles wat ze vanaf nu bedenken moet wel héél goed zijn om de Maastrichtenaar die shitty marketing in zijn hoofd heeft zitten, nog op andere gedachten te brengen. Tot op heden is het verhaal erachter te zwak en onduidelijk gebleken. Zie het al eerder gememoreerde misverstand over cultuur.

Het ‘nieuws’ waar Theaterdirecteur Guido Wevers deze week mee naar buiten kwam, moet dan ook vooral gezien worden als een handreiking naar de Maastrichtse cultuurwereld en niet zo zeer als volgende stap in het citymarketingplan van de gemeente Maastricht. Al zullen de bedenkers dat uiteraard betwisten.

Vanaf september 2007 moet een achttal festivals, pakweg om de maand à anderhalve maand geprogrammeerd, Maastricht op de cultuurkaart zetten. “De identiteit van Maastricht uittekenen, noemt Wevers dat. Het gaat dan om evenementen als Musica Sacra, de Nederlandse Dansdagen, een festival dat nauw gelieerd is aan Winterland, een nieuw toneelfestival, Jazz Maastricht tijdens de Tefaf en een groot jeugdfestival.

Verrassend en vernieuwend is het nauwelijks, of het ten opzichte van andere steden onderscheidend genoeg is, mag worden betwijfeld. Er komt iets meer structuur in, dat wel. Een verdienste van Wevers, dat ook. Maar vooral niet te veel partijen voor het hoofd stoten, lijkt op dit moment het motto. Laten blijken dat iedereen die iets voorstelt in Maastricht serieus wordt genomen.

Niet te radicaal, niet te gek, niet te vooruitstrevend. Op die manier lukt het nooit om het ingedutte beleid dat citymarketing heet weer smoel te geven.

zondag, februari 11, 2007

11 02 07 | Europees

Voor mij ligt een 220 pagina’s tellend rood boek, met in grote witte letters: Maastricht, het verdrag/the treaty. Het is een jubileumboek, geschreven door Joost P. van den Akker, in opdracht van de gemeente Maastricht. In een oplage van 4000 exemplaren verschenen als relatiegeschenk, in het kader van de viering van 15 jaar Verdrag van Maastricht.

Dat werd op 7 februari 1992 door regeringsleiders als Helmut Kohl, John Major en Ruud Lubbers gesloten in het provinciehuis. Een historisch moment. Vele jaren later goed voor een enorme – en nogal overdreven - publiciteitscampagne, onder aanvoering van burgemeester Gerd Leers en zijn ‘programmamanager Maastricht-Europe’, Ton Wanders.

Leers vloog zelfs naar Rome om bij het ministerie van Buitenlandse Zaken het originele verdrag persoonlijk op te halen. Voor eventjes maar: het wordt tot en met eind deze week tentoongesteld in de Hoofdwacht op het Vrijthof. Wanders is de trotse ‘opdrachtverlener’ voor het boek, dat aan de vele genodigden werd uitgereikt tijdens de festiviteiten op 7 februari 2007 in het stadhuis en het gouvernement.

In het voorwoord schrijft burgemeester Leers: “Maastricht is een Europese stad. Dat heeft niet alleen te maken met de multinationale historie en de ligging. De stad ligt immers ingeklemd tussen België en Duitsland en op korte afstand van Frankrijk en Luxemburg. Het heeft vooral ook te maken met het huidige internationale profiel van Maastricht. De Limburgse hoofdstad is tegenwoordig de zetel voor meer dan honderd internationaal opererende bedrijven en instituten, waarvan er diverse nauw gelieerd zijn aan de Europese Unie en de Verenigde Naties. Bovendien zullen we ons als Euregionale centrumstad in de toekomst nog meer op Europa gaan richten”.

Allemaal prachtig. Maar het draait om die laatste zin. De vraag is: hoe dan? Daar lees ik in het jubileumboek niets over. Ik vraag me af hoeveel Maastrichtenaren op de vraag ‘voelt u zich Europeaan?’ ja zullen zeggen. Ik ben bang dat het er niet veel zijn. Daar is Maastricht een te ‘gesloten’ en naar ‘binnen gerichte’ stad voor. Hoe maak je zo’n stad warm voor de ver van mijn bed-show die Europa heet?

Maastricht celebrates Europe, zoals het programma is gedoopt en dit jaar nog een aantal ‘hoogtepunten’ kent, is toch vooral een feestje bedacht door overijverige ambtenaren die vooral roepen dat Europa zo geweldig is en in Maastricht is geboren. Of, zoals Leers het zegt: “Het wereldberoemde verdrag heeft de stad dan ook een klinkende naam bezorgd”. Dat zal best. Maar is het onder zware bewaking laten zien van zo’n verdrag in de Hoofdwacht genoeg om de gemiddelde Maastrichtenaar een open houding aan te laten nemen ten opzicht van Europa?

Je in de toekomst nog meer richten op Europa. Hoe doe je dat? Interessante vraag. Moeizaam antwoord. In het citymarketingprogramma is ‘Europese stad’ een van de pijlers. In een notitie voor citymarketing staat: “Maastricht is een heel Nederlandse stad met knellende grenzen. Investeer in taalonderwijs. Breng het Frans en Duits terug (naast Engels) op de lagere school en laat daarmee zien dat je een echt Europese stad bent. Bovendien: goed taalonderwijs is een vestigingsfactor voor jonge gezinnen. De stad met zich daarnaast focussen op Brussel: het voorstad-idee, snelle verbindingen”.

De universiteit zou een veel belangrijkere rol dan nu moeten spelen als key player. Het is, als geen andere instelling in Maastricht, een ‘Europees symbool’. De opleidingen trekken studenten uit heel Europa aan. Bovendien zijn er samenwerkingsverbanden met tientallen buitenlandse universiteiten, van Leuven tot Florence en van Londen tot Sydney.

Interessante debatten, lezingen en maatschappelijke discussies onttrekken zich veelal aan het gezichtsveld van de Maastrichtenaar, omdat zij niet tot de doelgroep worden gerekend. Maar waarom zou je zulke activiteiten niet openstellen voor geïnteresseerde inwoners van Maastricht? Kennis delen en uitwisselen, ervoor zorgen dat dergelijke relevante thema’s worden verspreid. Pas dan ben je optimaal zichtbaar.

Maastricht is voor mij waarlijk een Europese stad. Het verdient aanbeveling een reclamefolder voor toeristen, zakenmensen én Maastrichtenaren te laten maken van alle vliegvelden in de buurt. Dat wil zeggen: op maximaal anderhalf uur rijden. Dan laat je pas echt zien dat Europa vanuit Maastricht dichterbij is dan ooit.

Vanaf Charleroi/Brussel-Zuid, Zaventem Brussel, Eindhoven, Weeze, Düsseldorf, Keulen-Bonn en Luik vlieg je tegenwoordig overal heen. En vaak nog goedkoop ook. Kom daar in de Randstad maar eens om! Dat Maastricht Aachen Airport in dat kader eigenlijk bar weinig voorstelt met straks Ryanair (naar Girona-Barcelona) als enige prijsvechter, ach, dat maakt Maastricht niet minder Europees. Whatever that means…

zondag, januari 14, 2007

14 01 07 | Sexy...

Toen Ruud Gullit in 1996 trainer-speler werd bij de in verval geraakte topclub Chelsea uit Londen introduceerde hij ‘sexy football’. Prachtig begrip natuurlijk, nog nooit eerder gehoord, dus voer voor de media. Binnen de kortste keren ging deze tot de verbeelding sprekende uitspraak de wereld over.

Let wel, onder leiding van Gullit was er nog geen bal getrapt. Maar een diep verlangen was aangewakkerd. In het land van kick and rush droomde iedereen plotseling van sexy voetbal, een mooie belofte van de man die groot werd met het flitsende en aantrekkelijk Hollandse combinatievoetbal.

Maastricht, zondag 7 januari. Tijdens een door de PvdA georganiseerd cultuurdebat in café Ipanema toont Theater aan het Vrijthof-directeur Guido Wevers zich zoals altijd een bevlogen spreker. Ik heb die middag in mijn notitieblok als volgt samengevat: tussen Berlijn en Bilbao ligt Maastricht…

Wevers zegt dat Maastricht natuurlijk geen Bilbao is, waar het door architect Frank Gehry ontworpen Guggenheim-museum een toeristische trekpleister van jewelste is. Zoiets is hier nauwelijks mogelijk, en misschien moet je dat ook niet willen. En natuurlijk is Maastricht ook geen Berlijn. Maar het bruisende culturele klimaat van de Duitse hoofdstad kan wel als voorbeeld dienen. Bepaalde elementen zou je in Maastricht met een beetje goede wil kunnen injecteren.

Tussen Berlijn en Bilbao ligt Maastricht… Het is een interpretatie die volgens mij veel zegt over hoe Maastricht zich op cultureel gebied profileert. De discussie die bij tijd en wijle oplaait heeft immer een hoog abstractieniveau. Deze stad weet niet welke richting het op wil. De verworvenheden worden gekoesterd, ruimte voor echte vernieuwing is er niet of nauwelijks.

Cultuur in Maastricht moet sexy worden, zegt Wevers aan het einde van zijn betoog. Hij houdt zijn publiek weer de bekende worst voor: Maastricht moet er alles aan doen om culturele hoofdstad van Europa te worden. Cultuur in Maastricht sexy? Sorry, ik kan me nauwelijks voorstellen dat deze stad de juiste mentaliteit, dynamiek en creatieve power heeft die nodig is om de grote ommekeer in te luiden. En zelfs dan is er een reuzensprong nodig om van ‘sexy’ te kunnen spreken.

De nieuwsweek die volgt staat in het teken van, jawel, culturele hoofdstad van Europa. Cultuurwethouder Jean Jacobs vertelt mij in een kort gesprek dat Maastricht misschien de ambities maar eens moet verleggen. Wachten op Luik, om in 2012 samen een gooi naar die prestigieuze titel te doen, is niet meer echt realistisch. Daarvoor is de tijd waarschijnlijk te kort. Maastricht kan het in 2018 – als Nederland samen met Malta weer een culturele hoofdstad mag leveren – ook alleen proberen.

Een dag nadat het artikel ‘Culturele hoofdstad zonder Luik’ in Dagblad De Limburger heeft gestaan, schrijf ik een commentaar waarin staat dat de uitgesproken ambitie natuurlijk prachtig is, maar als je de culturele ‘puinhoop’ overziet eerder klinkt als een grap.

In Maastricht wordt nog altijd gepraat over hoe hoog de subsidie van Het Parcours – de opening van het culturele seizoen – moet zijn, het Bonnefantenmuseum slaagt er maar niet in aansprekende publiekvoorstellingen te organiseren en het eigen belang van al die culturele instellingen prevaleert nog altijd boven het algemeen belang. Samenwerken? Ho maar.

Maastricht, 14 januari 2007. De mensen die cultuur in Maastricht sexy moeten maken slaan elkaar op de schouders tijdens de druk bezochte nieuwjaarsreceptie, georganiseerd door Centrum voor contemporaine cultuur Marres, NAi Maastricht, Bonnefantenmuseum, Jan van Eyckacademie en de Academie Beeldenkunsten. Locatie: het gebouw van Marres.

Een aantal gasten, onder wie ikzelf, zijn gevraagd als speeddate-partner. Aan de hand van een stelling kunnen bezoekers met ons in discussie. Leuk idee, maar nieuwe inzichten levert het niet op. Mijn stelling ‘het huidige culturele klimaat in Maastricht is geen goede basis voor de organisatie voor een door velen gekoesterde wens: Maastricht als culturele hoofdstad van Europa’ wordt veelal gedeeld.

Het culturele veld lijkt ingedut bij gebrek aan nieuwe prikkels en een stevige uitdaging. Een van de gesprekspartners, beeldend kunstenaar Maarten van den Berg, maakt me met veel passie duidelijk dat culturele hoofdstad worden zo’n uitdaging is, maar dan moet er wel vaart worden gemaakt. “Zonder een gezamenlijk doel zal die noodzakelijke samenwerking ook niet snel van de grond komen.”

Ik bespeur veel goede wil en je maakt mij niet wijs dat er geen ideeën zijn. PvdA-raadslid Wiel Rousseau vindt dat er snel een werkgroep moet komen die in rap tempo gaat bepalen wat er nodig is voor een Maastrichtse kandidatuur. “De provincie heeft miljoenen toegezegd, die moeten we snel binnenhalen. Haast is geboden.” Binnen een half jaar à een jaar moet duidelijk zijn of Maastricht Culturele Hoofdstad van Europa wil worden.

En met wie? Luik is nog steeds een optie. Aken ook, maar die stad zit financieel krap bij kas. En een samenwerking met Sittard en Heerlen wordt door cultuurwethouder Jacobs ook nog niet uitgesloten.

Maar in de gangen van het Marres-gebouw hoor ik een aantal mensen denigrerend doen als het gaat over een partnerschap met Heerlen. Er wordt een beetje hooghartig gelachen over de opvatting dat Heerlen hard aan de weg timmert en Maastricht misschien wel voorbij streeft als cultuurstad. Je ziet ze denken: kom nou, Maastricht, dat is toch waar het gebeurt?! Zo’n houding is natuurlijk dodelijk, en maakt van het streven naar vooruitgang een uiterst stroperig proces.